Nierinsufficiëntie

 

De nieren filteren 24 uur per dag het bloed. Zij verwijderen overtollig vocht en afvalproducten uit ons lichaam. Dit gebeurt onder de vorm van urine. De nieren staan ook in voor het in stand houden van het evenwicht van een aantal stoffen in ons lichaam zoals kalium en zout en zij produceren een hormoon dat het beenmerg stimuleert tot de aanmaak van rode bloedcellen. Bovendien activeren de nieren vitamine D, dat onontbeerlijk is voor de opbouw van de beenderen en spelen zij een rol in de regeling van de bloeddruk.

Van nierinsufficiëntie (nierfalen) spreekt men als er sprake is van onvoldoende werking van de nier. Daarbij kan de onderliggende oorzaak van verschillende aard zijn. Wanneer de werking van de nieren geheel of gedeeltelijk uitvalt, ontstaat een ophoping van afvalproducten van de stofwisseling en van overtollige of schadelijke opgenomen stoffen. Naar de stof, die het eerst als maat voor de nierwerking is gebruikt, het ureum, noemt men uitval van de nierfunctie ook nog wel uremie. Dit neemt niet weg dat andere afvalstoffen, zoals creatinine of kalium, soms eveneens ernstige stoornissen in het lichaam kunnen veroorzaken, indien zij in onvoldoende mate worden afgevoerd.

Ontregeling van de vochthuishouding leidt meestal tot overlading van het lichaam met water en zout. De hierdoor veroorzaakte stijging van de bloeddruk is een belangrijk onderdeel van het ziektebeeld van de nierinsufficiëntie. De voornaamste verschijnselen van de nierinsufficiëntie zijn de klinische en scheikundige verschijnselen van uremie (aanwezigheid van een hoog gehalte aan ureum in het bloed), verhoogde bloeddruk en bloedarmoede.

Acute insufficiëntie.
Men onderscheidt in de praktijk een acute (plotseling opkomende) en een chronische (slepende) insufficiëntie van de nieren. De acute storing in de nierwerking gaat meestal gepaard met een sterke vermindering van de urineproductie. Vaak is de acute aandoening omkeerbaar (reversibel), hetgeen wil zeggen dat de nierwerking zich in de regel weer herstelt.
Meestal zal de patiënt na de aandoening ook geen blijvende stoornis in de werking van de andere organen hebben. Tijdens de ziekteperiode, die gemiddeld een tot twee weken duurt, is de behandeling met een dialyse-apparaat soms noodzakelijk. Oorzakelijke factoren zijn vaak stoornissen in de bloedsomloop, zoals bloeddrukdaling, al of niet gecombineerd met een vergiftiging.

Chronische insufficiëntie.
De langdurige of chronische stoornissen in de nierwerking ontwikkelen zich vaak geleidelijk, soms over een periode van maanden of jaren. De belangrijkste oorzaken zijn van immunologische aard, zoals dat het geval is bij de glomerulonefritis. De aandoening kan ook van infectieuze aard zijn, zoals een ontsteking die zich uitbreidt vanuit de nierkelken en de nierbuisjes (pyelonefritis).

Daarnaast kunnen er bepaalde erfelijke aandoeningen bestaan zoals de nier met holten of cysten (cystenier) die met vocht of met etter gevuld zijn, aangeboren afwijkingen zoals een slecht aangelegde nier (hypoplastische nier) en afwijkingen aan of in de urinewegen.